Herinneringen aan werken op het land

Door Hendrik P. Brussee

Het gebeurde op een mooie zondagmiddag,  ik woonde nog maar enkele weken in Noordwijk en  fietste  door de wijk ‘Boerenburg’. Daar werd mijn blik getroffen door een huis met een bijzonder opschrift: Wie van zijn herinneringen geniet, leeft tweemaal. Dat deed mij beseffen dat ik waarschijnlijk aan het tweede deel van mijn leven ben begonnen, want in mijn herinnering leven nog veel gebeurtenissen uit mijn jeugd. Sommige herinneringen kan en wil ik wel vergeten, andere geniet ik van  en wil  ik ook nog wel eens  vertellen. Mijn vader vertelde graag over zijn jeugd maar heeft daar vrijwel niets over opgeschreven, en dat vind ik erg jammer. Nu heb ik besloten dat wel te doen en via dit medium anderen daar deelgenoot van te maken.

Mijn vader  is zijn hele leven landbouwer of tuinder geweest. Zelf noemde hij zich Aardbolbewerker en dat
was wel een rake typering, want met die  vette, harde Rijnsburgse kleigrond werkte je meer op,  dan in de grond… Hij verbouwde (teelde) eigenlijk van alles: bloemkool, aardappelen, peen, uien, boerenkool en groenekool. Ook had hij een flinke bollenkraam, tulpen, met soorten als o.a.: Edith – Eddie, Krelage, Generaal de Wet en Golden Harvest. Ook had hij een handel in (poot)aardappelen. De bloemkool, de peen, de bollen en de handel in aardappelen waren toch wel het belangrijkste. Of het nou om bloemkool, peen of bollen ging, het maakte vrijwel niks uit; het bestond uit veel handwerk en was zeer arbeidsintensief. Toentertijd vond ik dat heel gewoon, hoewel ik het maar zelden leuk vond. Nu verbaas ik mij erover waar mijn vader, de lust en de energie vandaan heeft gehaald  om al dat werk te verrichten en hoe hij kans zag dat alles te organiseren. Ik heb nooit gezien dat hij iets opschreef over plant- of zaaitijden, de oogsttijden, de uitvoering van het werk. Slechts één aantekening daarover heb ik gevonden nl. dat hij op 17 mei 1983 aardappels had ‘overgeleegen‘, opnieuw gepoot. Ze waren door de nattigheid niet opgekomen. Ook geloof ik niet dat hij iets registreerde van werkuren van het personeel. Alles gebeurde vanuit het blote hoofd. En dat (letterlijk) blote hoofd had dikwijls veel te verduren: weer of geen weer, buiten was dat altijd bedekt met een hoed. Dikwijls werd die hoed gelicht en boog hij iets voorover, dan liep het zweet met straaltjes van zijn hoofd. Bewonderenswaardig…

Tussen de Aardappelen
Het gebeurde wel dat wij tussen de pootaardappelen sliepen. Op de z.g. huiszolder naast onze bedden, stonden de platte bakken met vroege aardappelen om te ‘spruiten‘. Ook werden dikwijls aardappelen met spruit  gekocht van een handelaar uit ’s Gravenzande. Die in platte bakken werden aangevoerd met daarop de naam van de Leverancier: Jan van der Hout. De late aardappelen kwamen hoofdzakelijk uit Noord Holland. Soms mochten we wel mee als die gehaald werden door bode Binnendijk uit de Brouwerstraat. We gingen dan naar Fa. Kooy in Bovenkarspel en naar Lutjebroek. Dat was een geweldige belevenis. In mijn herinnering zie ik nog de mist hangen tussen de bomen van de Noord-Hollandse wegen en hoor ik het zingen van de automotor. Veel bewondering hadden wij kinderen voor chauffeur Ravensbergen die met zo’n grote auto kon rijden en blijkbaar overal de weg wist… Dikwijls werd onderweg ‘aangelegd’ bij een cafeetje of koffiehuis waar we wat te drinken kregen met een gevulde koek. Nota bene uit zo’n blik met oranje, gele opdruk van de Rijnsburgse bakker Pauwtje Ravensbergen, die blijkbaar overal klanten had!

Eenmaal thuis gekomen moesten de balen met Aardappelen – 35 kg per stuk – uitgeladen worden en in de schuur opgestapeld worden. Ook werden wel balen aardappelen bezorgd door Van Gend & Loos. Toen ik daar later zelf kwam te werken waren er nog collega’s die zich dat herinnerden. Waarschijnlijk kwamen die Aardappelen uit St. Anna Parochie; m’n vader vertelde n.l. dikwijls dat daar zulke goeie Eigenheimers werden geteeld. Ook betrok hij wel aardappelen uit Oud-Beijerland van familie Hoogenboom. Met deze mensen had hij blijkbaar een bijzondere relatie, (waarschijnlijk waren het goeie kerkse mensen); toen ik een jaar of veertien was ben ik een keer met hem bij hen op bezoek geweest en ik herinner mij dat zij ook eens in Rijnsburg zijn geweest. Voornaam aandoende personen, deftig in donkere kleding gehuld, kwamen met een taxi een dagje op bezoek.

Arbeidsintensief
Het vervoer van  die balen aardappelen van huis naar de klanten en naar het eigen land was een arbeidsintensief en in onze tegenwoordige ogen zéér primitief gebeuren. Met een handkar, later een bakfiets) beladen met circa 10 balen aardappelen, werd  naar de Voorhouterweg, de Vinkenweg of het Achterdel(nu onderdeel van de Camping) gereden. Het is verbazingwekkend te bedenken dat m’n vader in z’n eentje die zwaar beladen kar tegen die hoge Voorhouterbrug op kon duwen en dan ook nog kans zag, bij het afrijden, die kar in bedwang te houden. We vonden dat toen heel gewoon. Nu besef ik dat hij  over paardenkracht moet hebben beschikt en beulswerk heeft verricht! Stel je maar eens voor: 350 kilo aardappelen en een kar -die eerder zwaarder dan lichter was dan de vracht- tegen een brug opduwen die minstens 2 meter hoger lag dan het gewone wegdek. Ga er maar aanstaan ! Tussen de middag  ging hij met de lege kar naar de Langevaart, naar huis. Dan werd de warme maaltijd genuttigd en een half uurtje gerust in de luie stoel,( de rookstoel) waarna hij weer op de fiets stapte om de aardappels te poten en de pootgaten dicht te leggen.  Met twee man werd de eg over die harde kluiten heen getrokken, dat was ook al zulk zwaar werk.  Als dat alles was  gedaan dan was het weer tijd om peen te zaaien en bloemkool te poten (planten). Tegen het eind van de middag werden dikwijls tulpen getrokken  en gekopt. De bossen tulpen werden in een grote mand gelegd en naar de veiling gebracht waar ze weer op een kar werden uitgestald. Tussendoor moest zo her en der ook nog geschoffeld en geweid (gewied) worden.

Het land eener weduwe
Hoewel mijn vader, Pa zoals wij hem noemden,toch veel land in eigendom had in het ‘Over jordaanse’, het Noordelijk deel van Rijnsburg, huurde hij ook dikwijls land in Noordwijk, Sassenheim en zelfs wel in Hillegom. Daar werd vrijwel uitsluitend peen en bloemkool geteeld. De lichte zandgrond was voor deze producten veel beter geschikt dan de zware Rijnsburgse klei. In Noordwijk huurde hij land van o.a. Trompert, die woonde in het grote huis in de Van Limburg  Stirumstraat tegenover de R.K. Kerk. En van Van Schie van de Hogeweg. Van die laatste had hij,  aanvankelijk samen met Willem Zandbergen, (van Jan van Arendjes) land gehuurd aan de Dinsdagse Watering. Enkele jaren geleden ontmoette ik,  Wim van Schie de oudste en (toen) enige nog in leven zijnde zoon. Hij was zeer verrast mij te ontmoeten en vertelde nog altijd goede herinneringen te bewaren aan mijn vader. Eén gebeurtenis had een wel een héél diepe indruk op hem gemaakt. Dat was nadat zijn vader was overleden.

Enige tijd na dat overlijden, moest de boedel worden opgemaakt om de erfenis te kunnen verdelen, of althans te kunnen beschrijven. De familie Van Schie zag zich toen genoodzaakt de huur van het land op te zeggen, het  huurcontract te verbreken. Maar Zandbergen was beslist niet van plan daar gehoor aan te geven. Hij wilde een advocaat raadplegen en dat gebeurde ook. “Via je Opa (uit Valkenburg) kwamen ze bij een advocaat in huize Adegeest bij De Vink in Leiden, (toen nog gemeente Voorschoten). Deze jurist adviseerde hen een kort geding of civiele procedure aan te gaan waardoor zij hun recht op het land zouden behouden. Je vader echter wilde daar niet van weten en bleef bij zijn eenmaal ingenomen standpunt, hij was een man van principes, die heel goed thuis was in de bijbel en ook probeerde daar naar te leven. Hij wist dat in de bijbel geschreven stond: “Gij zult het land ener weduwe niet in bezit nemen” en was daarom bereid, voelde zich verplicht, het land te verlaten“.