Rijnsburgs vroegste geschiedenis
Al voor onze jaartelling was er bewoning op de hogere gronden rond Rijnsburg. Toch was er pas in de zesde eeuw sprake van een echt dorp. Een kerkelijk geschrift van 750 noemt al ‘Rudolfsheim dat nu Rinasburgh genoemd wordt’. Op 10 augustus 975 (Laurentiusdag) won Graaf Dirk II op zijn jachtgrond in Rinasburgh een beslissend gevecht tegen de West-Friezen. Uit dankbaarheid stichtte hij een kapel gewijd aan de heilige Laurentius.
Abdij
Naast de Laurentiuskapel stichtte Petronella van Saksen begin twaalfde eeuw een abdij bestemd voor adellijke nonnen. Het klooster behoorde tot de Benedictijner orde. De abdij had grote wereldlijke en kerkelijke invloed. Dertig abdissen zouden in de loop der jaren het klooster besturen. In de roerige jaren rond 1570 werd het verwoest. De zuidelijke toren van de abdijkerk uit 1183 bleef bewaard. In de schaduw van die toren vindt u Museum Oud Rijnsburg en het Mausoleum, waarin verschillende leden van het grafelijke Hollandse Huis zijn bijgezet.
Collegianten
Rond 1625 kende Rijnsburg een belangrijke remonstrantse stroming die de Rijnsburger Collegianten werden genoemd. Zij hadden aanhang in het hele land. Onder die aanhang was ook een van de meest vrije geesten van zijn tijd: de wijsgeer Benedictus Spinoza. In 1661 kwam hij in conflict met de heersende religieuze opvattingen en ging hij enige jaren in Rijnsburg wonen. Het dorp ressorteerde direct onder de Staten van Holland dat garandeerde Spinoza enige vrijheid.