Het Mausoleum

Sinds enkele jaren is ons Mausoleum weer volop in het nieuws. Niet dat het aan de aandacht van het Genootschap Oud Rijnsburg was ontsnapt, maar na aanhoudend op dit onderwerp terug te komen, hebben een aantal mensen en organisaties de handen ineen geslagen en wordt er nu wat gedaan om dit bijzondere stukje Rijnsburg te beschermen. Het is tenslotte een graf, een herdenkingspunt. En met een graf ga je respectvol om. Het is een plaats die meer dan menigeen weet onze volledige aandacht verdient en meer invloed heeft op ons dorp en de mensen die er wonen, dan menigeen beseft.

Om precies te weten wie er in het mausoleum liggen, zijn opgravingen gedaan door diverse historici. Tijdens deze opgravingen zijn bijzondere ontdekkingen gedaan, die een deel van de geschiedenis van Rijnsburg blootleggen.

Vroegste geschiedenis
Al voor onze jaartelling was er bewoning rond Rijnsburg. Toch was er pas in de zesde eeuw sprake van een echt dorp. Een kerkelijk geschrift van 750 noemt al ‘Rudolfsheim’, dat later Rinasburgh wordt genoemd. Op 10 augustus 975 (Laurentiusdag) wint Graaf Dirk II op zijn jachtgrond in Rinasburgh een beslissend gevecht tegen de West-Friezen. Uit dankbaarheid sticht hij een kapel gewijd aan de heilige Laurentius. Graaf Arnulf van Holland legt zo’n duizend jaar geleden de basis voor een dynastieke heerschappij achter de duinen. Het tijdperk van Arnulf markeert een belangrijke historische fase in de ontwikkeling van het Graafschap Holland naar het Koninkrijk der Nederlanden. In die tijd ging men niet zachtzinnig met elkaar om. Arnulfs zoon Dirk III bevecht de onafhankelijkheid en vernietigde het Rijksleger van de machtige Duitse keizer. Dirk IV sterft onder de overmacht van Keizer Hendrik III en zijn broer en opvolger Floris I wordt tijdens zijn slaap gekeeld door een sluipmoordenaar. Vervolgens treedt Willem II aan, de vader van Floris V. Hij verenigt Holland en Zeeland. De Duitse vorsten kiezen deze Hollandse graaf in 1247 tot Rooms-koning, dat wil zeggen tot keizer in spe van het Roomse Rijk.

Tot een pauselijke keizerskroning komt het niet. Tijdens een strafexpeditie tegen de altijd opstandige Westfriezen zakt Willem II in 1256 door het ijs, waarna hij door enkele Westfriezen wordt doodgeslagen. Willems zoon en opvolger Floris V was dus de zoon van een bijna-keizer van het Heilige Roomse Rijk. Graaf Floris wordt op 24 juni 1254 in Leiden geboren (dus echt ons gebied) en is pas anderhalf jaar oud als zijn vader wordt vermoord. Bij zijn geboorte wordt een huwelijkscontract gemaakt waarin staat dat Floris zal trouwen met Beatrijs, de dochter van de latere Vlaamse graaf Gwijde van Dampierre.

Nabij Heemskerk, de plek waar alle Graven van Holland worden ingehuldigd, wordt ook Floris tot Graaf van Holland verklaard. In veel opzichten is Floris een figuur van de nieuwe tijd, met zijn zorg voor een goed bestuur van zijn Holland. Naar Vlaams voorbeeld stelt hij baljuwen aan en werkt hij samen met burgers en boeren. Hij is ongekend populair bij het gewone volk. Minachtend spreekt de adel over der ‘Keerlen God, de God der Boeren’. Floris doet veel op het gebied van de waterhuishouding. Geld voor bescherming tegen de overstromingen is er nauwelijks en van een noodzakelijke samenwerking tussen de verschillende landsheren is ook geen sprake; de edelen bevechten elkaar liever. Dankzij Floris V en de andere Graven van Holland komt het wel tot die broodnodige samenwerking. Dit alles dankzij de oprichting van hoogheemraadschappen. Vanaf dat moment worden de dijken in groter verband aangelegd en onderhouden. De notabelen beginnen zich steeds meer als zelfstandige edelen te gedragen. Het gebied van de heren van Amstel en Van Woerden wordt bij Holland ingelijfd. Floris groeit uit tot heerser van internationale proporties.

In 1273-74 breekt er een opstand uit onder de boeren in Kennemer land. Zij zijn de voortdurende oorlogjes die de adellijke heren tegen elkaar voeren en de oogst wordt vertrapt, meer dan zat. Floris ziet zijn machtspositie groeien en koestert ondertussen nog grotere ambities. Als wraak voor de moord op zijn vader Willem II lijft hij West-Friesland in. Ook Zeeland-bewester-Schelde (Walcheren en Beverland), waar hij met Vlaanderen in conflict is, voegt Floris V aan zijn graafschap toe. In 1290 lijkt Floris de grootste sprong van zijn leven te maken. Een radicale koerswijziging in 1296 is aanleiding tot de moord op Floris V in Muiden. In het begin van dat jaar verbindt Floris zich plotseling met de Franse koning. Hij ziet dat de Engelse koning meer belang heeft bij het te vriend houden van Vlaanderen dan van Holland. Edward I zoekt na Floris’ overstap contact met de vele ontevreden edelen en vindt vooral gehoor bij Herman van Woerden en Gijsbrecht van Amstel, die verbitterd zijn dat ze hun macht kwijt raken onder Floris V. Edward wil dat de Hollandse vijanden, Floris gevangen nemen en uitleveren. Zover komt het niet: Floris wordt op 27 juni vermoord door Herman van Woerden, Gijsbrecht van Amstel en hun medestander Gerard van Velzen. In de Nederlandse geschiedschrijving wordt deze moord veelal uitgelegd als een crime passionnel. De Hollandse edelen zouden wel degelijk van plan zijn geweest Floris in Britse ballingschap te voeren. Toen zij kort na hun vertrek uit het Muiderslot, waar de graaf onder het voorwendsel van een valkenjacht is weggelokt, opeens met een horde woedende boeren worden geconfronteerd, komen zij in paniek tot hun fatale slagen. Tot hier Graaf Floris de V. Een geschiedenis die zich volledig in deze omgeving afspeelde.

Nog een stapje terug
In 1133 wordt in Rijnsburg de Abdij als Benedictinessenklooster gesticht door Petronella van Saksen, de vrouw en weduwe van graaf Floris II, bij de Gravenkapel die in 975 door graaf Dirk II is gesticht. Deze Vrouwenabdij in Rijnsburg groeit onder de bescherming van de grafelijkheid uit tot de voornaamste adellijke Vrouwenabdij in Holland met uitgestrekte bezittingen in Holland en Zeeland. De Abdij is een toevluchtsoord voor velen, menigeen vindt er een veilig onderkomen. In de geschiedenis zwaaien zo’n 33 abdissen hier de spreekwoordelijke scepter. Er zijn allerlei documenten en bronnenuitgaven, die worden bewaard in het Nationaal Archief in Den Haag. In een deel staat een uitvoerige inleiding, waarin aandacht wordt geschonken aan de geschiedenis van de Abdij, de vorming en lotgevallen van het archief en de diverse munten in rekeningen. De bronnenuitgave biedt een schat van gegevens op godsdienstig, kerkelijk, nationaal en lokaal, politiek, sociaal-economisch en cultureel gebied. Bekende namen en een van de laatste Abdissen zijn: Elburg van den Boetzelaer, Stefana van Rossum, dochter van Jan van Rossum, de broer van Maarten van Rossum. Stefana vertrekt met de zusters naar Leiden en Anna van Berchem( 1603- 1620) is dan de laatste abdis, formeel Vrouwe van Rijnsburg. In die hoedanigheid beroept zij de protestante (!) predikant van Boskoop in 1612.

De Abdijen (kloosters) zijn vóór de Reformatie bolwerken van kennis en macht. Wereldlijke heersers kijken dan ook veelvuldig met een begerig oog naar de grond en de rijkdommen van abdijen. Dat gebeurt ook in 1179, zoals blijkt uit deze akte van dat jaar. De toenmalige Graaf van Holland is sterk geïnteresseerd in de bezittingen van de Vrouwenabdij van Rijnsburg. De paus schiet de abdij te hulp. Hij vaardigt deze akte op perkament uit, waarin hij de abdij in bescherming neemt. De akte is het oudste archiefstuk van Holland (en is terug te vinden in het Nationaal archief). De bul is van paus Alexander III van 5 november 1179. De bul bekrachtigt het feit dat de abdij van Rijnsburg vanaf dat moment onder de bescherming van de paus valt. En daarmee de belangrijkste status verkrijgt die je je maar kan bedenken.

 

Geschiedenis naar nu
Als we kijken naar de geschiedenis loopt er een grote rode draad van 975 naar nu. En dat zijn de bewoners van dit gebied. Vanaf 975 wordt er gestreden voor rechtvaardigheid en gaat het om het welzijn van anderen. En hoe moeilijk de tijd ook is, in 1133 wordt er een gastvrij huis gesticht, waar anderen terecht kunnen. Waar mensen een asiel vinden, onderdak wordt geboden, geholpen, geld geleend, rekeningen voldaan. Er is aandacht voor anderen. Of het nu gaat om de Vrouwenadbij, Graaf Floris, het hier thuis kunnen zijn van Spinoza, de Collegianten, onderduikers in de Tweede Wereldoorlog of het werk van werkgroep De Ruijter … Naast het graf, want het Mausoleum blijft een graf, is het een herdenkingsplaats, een monument voor het ontstaan en zijn van Rijnsburg. Met Pauselijke bescherming en officiële bevestiging van de Abdij, gesticht door Petronella, heeft Rijnsburg het alleroudste document van Holland en is het mausoleum nog steeds, de plek die onze aandacht meer dan waard is. Want in dat mausoleum ligt in wezen, de basis van de Rijnsburger en daar mag men meer dan trots op zijn.

Teuntje van Delft
Voorzitter Genootschap Oud Rijnsburg